Dubbele discriminatie

Liesbeth Foulon (47) woont met haar vriendin op een woonwagencentrum in Naarden. Ze zijn er erg gelukkig, al worden ze niet door iedereen geaccepteerd. De tolerantie ten opzichte van homoseksualiteit is wel al een stuk beter dan vroeger. Haar coming-out 28 jaar terug was een absolute schande voor de familie: “Ze waren woedend. Ik heb zeker drie jaar geen contact met ze gehad.”

Als klein meisje wilde Liesbeth autosloper of dierenarts worden. Uiteindelijk werd ze automonteur en runde ze vervolgens elf jaar lang een sloperij in Naarden, die ze overnam van haar vader. Toen ze in 1999 reuma kreeg besloot ze ermee te stoppen en de sloop over te doen aan haar zwager: “Ik kon het gewoon niet meer, het was te zwaar. Ik heb er twee jaar om gehuild.”

Nu is Liesbeth noodgedwongen huisvrouw. Iets dat ze nooit verwacht had van zichzelf. Haar vriendin Yvonne heeft een hondenuitlaat service, ze delen samen hun passie voor dieren. Ze geven hondentrainingen en zijn begonnen met het fokken van raskatten. “Ik ben dol op onze vier honden en vijf katten maar ik mis de sloperij enorm. Het liep heel goed en het was heerlijk om eigen baas te zijn, om lekker buiten te werken en met klanten om te gaan. Maar ik moest een keuze maken, lichamelijk kon ik het zware werk niet meer aan. Ik moest echt voor mijn gezondheid kiezen”, vertelt ze.

Liesbeth komt uit een reizend gezin. “We gingen daarheen, waar we geld konden verdienen en stonden nooit lang op dezelfde plek”, vertelt ze. Als klein kind hielp ze haar opa met scharen slijpen en ging ze met haar vader mee uit venten. Het was een stoere meid met een vlotte babbel die op jonge leeftijd al centjes meebracht naar huis en altijd met de jongens rondhing. “Op mijn dertiende veranderde er van alles. Dan wordt je geacht je meer als een meisje te gedragen en kun je niet meer met de jongens in de modder spelen. Als mijn moeder me een rokje aantrok brak de hel los, want dat vertikte ik. Dan kreeg ik een pak slaag maar dat had ik ervoor over.” Ze vervolgt: “De jongens op het kamp gingen zich in die periode met meisjes bezighouden en wilden mij daar niet bij hebben. Ik moest mijn moeder helpen met het huishouden. In die periode begon ik te merken dat ik anders was dan de andere meisjes maar wat er met me was, wist ik toen niet.”

Liesbeth trok zich in die periode erg terug. Ze besloot uiteindelijk naar een dokter te gaan in de hoop dat deze haar kon vertellen wat er met haar aan de hand was. “Hij stuurde me door naar een maatschappelijk werkster en die vertelde me dat ik lesbisch was. Ik schrok me rot en ging compleet over de rooie! Ik zag die wereld niet zitten. Ik ben geen viezerik, riep ik uit!” Toch verklaarde deze uitspraak voor haar een heleboel. Ze wist nu waarom ze zich anders voelde.

“Ik schrok me rot toen ik ontdekte dat ik lesbisch was. Ik zag die wereld niet zitten. ‘Ik ben geen viezerik’, riep ik uit!”

Op haar negentiende kwam ze uit de kast. Op het moment dat haar moeder haar vader vertelde dat ze bij hem wegging, en ze wilde scheiden, greep Liesbeth haar kans. “Dat leek me het ultieme moment om ze te vertellen dat ik op meisjes viel. Erger kon de situatie toch niet worden. Achteraf gezien was dat niet zo slim, dom zelfs want de situatie was te hectisch. Nadat ze de woorden uitgesproken had, viel hun scheiding in het niet. Dit was een schande voor de familie, ze waren woedend. Ik ben weggegaan en heb de hele familie vaarwel gezegd. Ik heb zeker drie jaar geen contact met ze gehad. Dat leek me beter voor iedereen.”

Liesbeth verliet het kamp en ging noodgedwongen in een huis wonen. Ze bracht veel tijd door in een vrouwenhuis in de buurt. “Daar moest ik wel met burgers omgaan. Dat vond ik wel lastig want die draaien overal altijd omheen maar op het kamp kende ik geen lesbische vrouwen om mee te praten. Ik kon niet wachten om weer in een wagen te gaan wonen, ik wilde dat gevoel van vrijheid heel graag terug. Maar daarvoor moest het eerst geaccepteerd worden en dat had tijd nodig.”

“’Aids lijers, smerige homo’s’, dat soort opmerkingen horen wij nog wel eens van mensen op het kamp waar wij wonen. Sommige mensen zijn gewoon niet zo ruimdenkend”, legt Liesbeth uit. “Het doet ons niet zoveel, wij laten die mensen links liggen. Mijn zus en zwager, en de rest van het kamp accepteert ons wel gewoon. Wij zijn hier gewoon Liesbeth en Yvonne en staan bekend als vriendinnen. Mensen willen niet weten wat wij in onze slaapkamer doen of nadenken over dat wij lesbisch zijn. Dat wordt doorgezwegen maar dat is ook prima.” Wij zijn dat soort opmerkingen ondertussen wel gewend. Er lopen hier genoeg burgers langs het kamp die ‘klote zigeuners’ en dat soort dingen naar ons roepen. Soms heb je wel het gevoel dat je dubbel gediscrimineerd wordt: En woonwagenbewoner, én homoseksueel.” Liesbeth weet nog goed dat ze van iemand koffie kreeg uit een plastic bekertje. “Deze vrouw vertelde me dat haar kopjes op waren, totale onzin natuurlijk. Ze dacht echt dat homoseksualiteit besmettelijk was.”

“Als iemand weet wat discriminatie is, is het een woonwagenbewoner”, legt Liesbeth uit. “Dan zorg je er toch voor dat je daar zelf niet aan meedoet? Daar kan ik gewoon echt niet bij!” zegt ze verontwaardigd. Liesbeth zou jonge mensen die vermoeden dat ze homoseksueel zijn willen aanraden om dat echt 100% zeker te weten voordat ze het nieuws gaan spreiden. “Zoek dat eerst goed uit voor jezelf en vertel het daarna pas aan je familie, op een rustige dag. Je moet je goed bedenken dat je kritiek kunt krijgen en dat het kamp tegen je is. Denk daar goed over na en zorg dat je sterk in je schoenen staat. Praat bijvoorbeeld met een maatschappelijk werker over hoe je dat het beste aan kunt pakken.”

“Het is moeilijk maar je moet gewoon echt door die zware periode heen”, vertelt ze. Uiteindelijk is het contact met Liesbeth en haar familie ook weer helemaal goedgekomen. “Mijn vader heeft na jaren van stilte, mij uit het niets opgebeld. Ik vond het heel knap van hem dat hij toenadering zocht. We hebben nooit meer ergens over gesproken maar ik heb later wel zijn sloperij overgenomen. Ik voelde dat hij trots was, en hoorde dat van anderen. Ookal sprak hij dat niet uit. Trots was hij wel.”

Dit artikel werd gepubliceerd in Het Wiel, zomer 2009